Zangen in de nacht
De zijkant is het spetterende blauwe en groene vuur,
Lichtgevend en vredig Genève deze avond
Slaap in het water van het meer, bewegend en gemorst,
De halve maan arriveert op de hoogte van de berg en blijft
— Flauw van de vochtige en vervagende lucht
Die onthaard op de vermoeide en zwakke stromen valt;
Een schip wacht om te gaan slapen op de rede,
Het hoort een oversteek, dan afnemende werveling.
De voorbijgangers gaan, zingen voor avontuurlijke dapperen,
Hoor het slaperige water kabbelen
In de grote en vlakke nacht, waar wriemelende koetsen
Een gedempt geluid maken van voetstappen en bellen.
Een beetje wind valt op de nabije heuvels
Mier kronkelt nu naar vermoeide bomen,
Het stroomt zachtjes een geur van keuken
Op deuren van hotels open op de dokken.
— En dit is plotseling, vreemde uitbarsting
De schreeuw van violen in de schaduw die zwijgt,
Het is alsof de nacht werd verlicht in scharlaken
En dat alle verlangen van de stad zong…
Door violen, door zingt van Napoli of van Venise,
Muziek van ellende en van verdoving,
Het is alsof de nacht deze crisis heeft
Van lachen, van zuchten, van tranen, vreemd!