Vertaling | Experimenten en gedichten 1905-1908 door Rupert Brooke

Tweede beste

Hier in het donker, o hart;
Alleen met het einde van de aarde, en de nacht
En de stilte, en de vreemde warme geur van klaver;
Helder zicht, al breekt het je; Ver weg ver weg
Van de dood beter, het lieve oude plezier;
Gooi je droom van onsterfelijkheid weg,
O trouwe, O roekeloze minnaar
Er is vrede voor u, en veiligheid; hier de ene
Wijsheid – waarheid! – Elke dag is de goede zon gelukkig
Regent liefde en zwoegen op jou, wijn en zang;
De groene bossen glimlachen, de wind waait, de hele dag lang
Van nacht.” En de nacht beëindigt alle dingen. Dan zal komen
Geen lamp schijnt in de lucht, geen stem schreeuwt.
Of lichten veranderen, of dromen en vormen zweven!
(En, hart, voor al je zuchten,
Deze grootsheid en deze tranen zijn meer en meer…)

En de waarheid heeft niets nieuws om op te hopen,
Hart, tegen wie huil je nog in het paradijs?
Fluisteren ze nog steeds, de zwakke oude kreten
“Half puber en lied, feest en carnaval,
Door gelach en door rozen, zelfs van oudsher
Komt de dood, door schaduwrijke en constante voeten,
De dood is het einde, het einde!”

Trots, en, heldere ogen en glimlach, kom om te begroeten
De dood als een vriend!

Balling van onsterfelijkheid, wijs sterk,
Strijdend door het donker met ongewenste ogen
Naar wat voorbij hem kan zijn. Situeer je vertrek,
O hart, eeuwig! Maar, achter de nacht.
Wacht op het grote ongeborene, ergens ver weg,
Van extreme witte zonsopgangen. En het licht,
Terugkerend, zou de uren goud maken,
Zee een windstille vlakte, Aarde een grasveld
Plaatsen voor zonnige dansen ruim en vol
En gelach, en muziek, en, tussen de bloemen,
Gelukkige mannen met kinderlijke harten, en gezichten als kinderen.
O hart, in de grote dageraad!

1908

De dag dat ik liefhad

Teder, de dag dat ik liefhad, sluit ik mijn ogen.
En strijk je stille wenkbrauw glad
De grijze sluiers van halflicht verdiepen zich: kleuren sterven weg
_ Ik draag je, een last van licht, naar de zandsluier

Waar jouw wachtende boot rust, gladde kust van de zee gemaakt
Blume-enguirlande, met al het grijze gras van het water gekroond
Daar zult gij liggen, angst om te passeren of hoop om te kijken
En boven de stromende zee, zonder geluid

Mains fables ses gij zult buiten strijden, buiten ons zicht,
Wij met uitgestrekte armen en vage ogen op ver schijnsel
En marmeren zand… boven schemering verandert koud
Meer dan lachen gaat, of regen, meer dan dagdromen

Het zal niets zijn van deur, niets van dageraad eiland lichten! Maar mijn lieveling
Gaspille zwart, en brand uiteindelijk op de fonce.
Oh, het laatste vuur – en gij, noch kus noch vriendelijk daar!
Oh, de late rode eenzame weg, en we huilen daar!

(We zullen je bleek en stil vinden, en vreemd gekroond met bloemen,
Liefdevol en geheimzinnig als een kind. Jij gaat met ons mee.
Kom gelukkig, hand in hand met de jonge tijd om te dansen,
_ Tot het dekbed bij dageraad!) Leeg hanteren en donker.

Grijs zand buigt voor me…. Van de binnenste weiden
_ Parfum van juni en klaver, drijft het zwart, en vult
De dode zee holle gezichten kleine schaduwen klimmen,
En witte stilte overstroomt de holte van de heuvels.

Stevig in het nest is gestampt elke vermoeide vleugel
_ Maakte alle stemmen vrolijk; en wij, die u liefhebben
Oostwaarts keren we en huiswaarts alleen, gedenkend
Dag die ik liefhad, dag die ik liefhad, de nacht is hier!

Zonsondergang: gewone maan

Ze liggen in…
Ik krul me op op de grond, ik loop, ik alleen.
Hoog en koud honderd dromer, O koningin, hoog-dromer en eenzaam.

Wij sliepen langer, die nauwelijks
Die van witte vlam, en de nacht-lange kreten;
De voorbijgangers die geen zicht bieden; het ruisen van de wereld beneden
Met verlangen, met heimwee.
Naar het vuur dat niet brandt,
Op fee zonder hart, op extase zonder vlam!…

Zonder hulp ga ik liggen.
En om me heen lopen de voeten van toeschouwers.
Er is een gerucht en een flits van vleugels boven mijn hoofd
Een ondraaglijke uitbarsting van vleugels…

De hele aarde groeit in vuur,
Een witte lip van verlangen
Streelt vers naar het voorhoofd, Fluistert slapende dingen.
De aarde verlaagt vol comfort, en de lucht is verrukt met wegen.
Doorgangen bedekt met mooie handen,
Helpt een blinde en gelukkige, die struikelt en dwaalt
De handen strekken zich uit en zweven, omhoog, omhoog, door de lofzang
Van ontelbare agent trompetten, door geschreeuw,
Naar alle glorie, naar alle tevredenheid, naar hoge oneindigheid,
Naar gratie, stilte, de ogen van de moeder
En gelach, en lippen van licht.

AUGUSTUS 1908

In het onderzoek

Zie! Vanuit de stille hemel
Aan het raam mijn Heer de zon!
En mijn ogen
Werden verblind en dronken van mystiek goud,
De gouden glorie die me overspoelde en kroonde
Wervelde en slingerde me door de kamer… Rondom mij,
Links en rechts,
Ronde lijnen en oud,
Dwazen met glazige ogen die krabbelden, werden correct,
Resoneerden cirkelvormig en omhuld met heilig licht.
De vlam verlichtte hun haar,
En hun brandende ogen werden jong en wijs.
Elk als een God, of Koning der koningen.
Gekleed in wit en bliksem
(Nog steeds alles krabbelend);
En een tumultueus geruis van vleugels
Ging door de zaal;
En ik kende het eeuwige witte vuur
En, door portalen open,
Gyre in gyre,
Aartsengelen en engelen, aanbiddend, groetend,
En een schaduwloos gezicht…
Naar het licht verdwijnt:
En ze waren nog steeds gek, gek die niet wist,
Nog steeds krabbelend, ogen glazig en onsterfelijk onbewogen.

10 NOVEMBER 1908

Pinebomen en de lucht: Avond

Ik had de droefheid van de avondlucht gezien
En de zee gevoeld, en de aarde, en de warme klaver
En geluisterd naar de golven, en de spottende roep van de meeuw

En in dat alles was de oude schreeuw,
Dat lied zingen ze nog steeds – “Het beste is voorbij!
Je kunt je nu herinneren, en denken, en zuchten,
O lief beest!”
En ik was moe en ziek en alles was voorbij,
En omdat ik,
Naar al mijn gedachten, nooit kon herstellen
Een moment van de goede uren die voorbij waren.
En ik was droevig en ziekelijk, en wenste te sterven.

Toen zag ik vanaf de droevige westelijke weg
Ik zie de dennenbomen tegen de witte noordelijke hemel,
Heel mooi, en kalm, en leunend
Hun scherpe zwarte hoofden tegen een stille hemel.
En er was vrede in hen, en ik
Was gelukkig, en vergat te spelen met de minnaar,
En lachte, en wenste niet meer te sterven;
Wees blij, o dennenbomen en lucht!

LULWORTH, 9 JULI 1907

Wagner

Rustig komt de baldadige helft binnen,
Die met een dik breed gezicht zonder haar
Houdt van liefdesmuziek van slechte kwaliteit
Houdt van vrouwen in een drukke plaats
_ _ En vraagt om te luisteren naar het lawaai dat ze maakten.

Hun harde oogleden zakten boven de helft,
_ Grote zakken zwaaien onder hun ogen.
Hij luistert, denkt dat hij de minnaar is,
_ Blaast uit hun astmatische buik zucht;
_ _ Hij denkt graag een breuk van hun hart.

De muziek neemt toe. Hun dikke voeten beven.
_ Hun kleine lippen zijn helder van slijm.
De muziek neemt toe. De vrouwen rillen.
_ En alhoewel, in perfecte tijd
_ _ Hun wiegende buiken hangen te trillen.

KONINGINNENZAAL 1908

Het visioen van de aartsengelen

Langzaam van stille pieken, de witte rand van de wereld,
_ Tramperen vier aartsengelen, licht tegen de onverschillige hemel
Volharding, met stilte zelfs de stap, en de prachtige vleugels rollen op,
Een kleine donkere kist, waar een kind moet liggen,
Hij was heel, heel klein. (Hoe dan ook, je had gedacht. God kon ooit
Gaf een kind de mors van de lente en zonlicht,
En hield hem in dat eenzame omhulsel, om voor altijd te zinken
In leegte en stilte, in de nacht…)

Ze stroomden toen van de zuivere top, en keken toe hoe het viel,
_ Door onbekende duisternis, hun breekbare zwarte doodskisten – en daarin
Gods zielige kleine lichaam, verbrijzeld en zwak,
En opgekruld als een verfrommeld bloemblaadje –
Tot het beter zichtbaar was; dan draaide het zich weer om
Met stille droevige gezichten naar beneden naar de vlakte.

DECEMBER 1906

Zeekust

Snel uit het ritme van de band
Het goede gelach in de massa, de liefdevolle ogen van de mensen.
_ word ik naar de nacht getrokken: ik moet weer omkeren
Waar, voorbij het onontdekte strand beneden
De oude rusteloze oceaan. Al de schaduw
Is overvloedig met magie en beweging. Ik dwaal slechts
Hier op de rand van de stilte, half bang.

Wachtend op een teken. In het diepe hart van mij
Zwellen de troosteloze wateren naar de maan,
En al mijn stromingen liggen. Van binnen
Springt een vrolijk fragment van een spottend lied,
Dat tinkelt en lacht en verdwijnt op het zand,
En de dood tussen de zeewering en de oceaan.

Op de dood van Smet-smet, de zeepaard-godin

LIED VAN EEN OUDE EGYPISCHE STAM

(De priesters met de tempel)
Ze was gerimpeld en stom en afzichtelijk? Zij was onze moeder.
Ze was wellustig en ontuchtig? – maar een God: we hadden geen andere.
Overdag was ze verborgen en stom, maar bij het vallen van de avond jammerde ze in de schaduwen;
Wij Zij huiverde en gaf Haar wil in het donker; wij waren bang.

(Mensen zonder)
Zij zond ons verdriet,
En wij salueerden voor Haar;
Zij dook nog steeds op
En verzachtte onze zuchten;
En wat zullen we doen?
Nu God sterft

(Mensen met)
Zij hongerde en at onze kinderen op; – hoe wij Haar moesten blijven.
Zij nam onze jonge mannen en maagden; – onze dingen gehoorzaamden Haar.
Wij waren gewillig en bespot en beschimpt van alle landen; dat was onze trots.
Zij voedde ons en hield van ons, en wij stierven; nu is Zij dood.

(Mensen zonder)
Zij was sterk;
Maar de dood is sterker.
Ze heeft ons lang gedomineerd.
Maar de tijd is langer;
Ze verlichtte ons ongeluk
En verzachtte onze zuchten;
En wat zullen we doen?
Nu God stervende is

1908

Het pelgrimslied

S NACHTS ROND HET VUUR, NA ZONSONDERGANG, ZONGEN ZE DIT ONWAARDIGE LIED.

Welk licht van de geheugenloze hemel
Had je weer gelezen met onze ogen,
Jij die we zoeken, die we moeten ontdekken…
Een zeker parfum van de wind,
Jouw gezicht verborgen achter het westen,
Deze dagen riepen ons, op de zoektocht
Ouder pad we tramped,
Eindelozer dan verlangen…
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ God weg,
Zucht met je wrede stem, die vult
De ziel vult met afgunst naar de donkere heuvels
En de vage horizon! Want daar komen
Grijze momenten van reisziekte
Oude stomme, wanneer geen lied
Ons kan troosten, maar de weg lang lijkt;
En we herinneren ons…
Het slaan…
Van heilige voeten zonder terugkeer,
En de liederen van pelgrims zonder terugkeer!…
De vuren die we aanstaken branden nog steeds
Op de oude heilige plaatsen van thuis. Onze ouders
Bouwden tempels, en daarin
Om te bidden tot de goden die we kennen; en we leven
In vriendelijke huisjes,
Gelukkig zijn (we herinneren ons hoe!)
En vreedzaam zelfs bij de dood…
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ U,
God van verlangende omzwervingen,
Onze harten zijn ziek van vruchteloze terugkeer,
En huilen naar verloren verlangen.
Laten we elkaar aanmoedigen! Ook met vuur
Verterende dromen van andere gelukzaligheid.
Het beste dat U geeft, geeft dat
Ding genoeg – om opnieuw te reizen
Over de vlakte, over de heuvel,
Zonder aarzeling door de schaduwen,
Te midden van onbevreesde stilte,
Tot je in een plotselinge bocht
Tegen de zwarte en fluisterende bomen
Jouw altaar, wit van verwondering,
Tussen de bossen van het naakt.

1907

Het lied van de beesten

ZONG, OP EEN NACHT, IN DE STEDEN, IN HET DONKER

Kom, kom! Kom naar mij!
Je bent donker en dof door de gewone dag
Maar nu is het nacht!
Het is een schandelijke nacht, en God slaapt!
(Hebt gij niet gevoeld het snelle schot dat kroop
Door de hongerige vis, en het verlangen naar genot,
En het warme geheim van dromen die de dag niet kan vertellen?)
…Het huis is stom;
De nacht roept naar jou… Kom, ah, kom!
De donkere trap af, door de krakende deur,
Naakt, kruipend op handen en voeten
Het is een rendez-vous! Het is een rendez-vous!
Je bent niet langer mens, maar
Beesten en God… Ga door de straat zonder licht
Door kleine zwarte paden, en geheime plaatsen,
In duisternis en modder,
Flauw gelach rondom, en pijnlijke gezichten
Door het sterrenlicht wordt gezien – ah, volg ons!
Want duisternis murmelt een verlangen zonder zichtbaarheid
En de vingers van de nacht zijn verliefd…
Houd stand als we gooien,
Door gek gefluister vragen wij jou, en warme handen klampen zich aan jou vast,
En de aanraking en steek van naakt vlees,
De zachte flank aan je zijde, en de zij die borstelt –
“Vanavond” let nooit op!
Onwankelbaar en stil volgt met mij,
Tot de stad abrupt eindigt
En de bocht van brede open lanen
Uit de stemmen van de nacht,
Voorbij verlangen en angst,
Naar de vlakke wateren van maanlicht
Naar de vlakke wateren, kalm en helder
Naar de onrustige zwarte vlakten van de oceaan die roept.

1906

Falen

Omdat God Zijn onvermurwbare lot plaatst
Tussen mijn doffe hart en dit verlangen
Zweer ik dat ik de ijzeren poort zal openbreken
Ik sta op en vervloek Hem op hun troon van vuur.
De aarde huiverde bij mijn troon van godslastering,
Maar Liefde was slechts een vlam rond mijn voeten;
Hij trots een gouden trap liep ik, en sloeg
Drie keer op de wicket, en ik ging binnen met een schreeuw –

Alle grote hoven waren stil in de zon
_ En vol van lege echo’s: mos was gegroeid
Boven de gladde bestrating, en begon
Klimmen op de stoffige raad kamers
Een ijdele wind blies rond de lege troon
En schudde de harde gordijnen aan de muren.

Ante Aram

Voor uw heilige plaats kniel ik, een onbekende aanbidder,
Vreemde lofzangen zingend voor u en droevige litanieën,
Wierook van begrafenisliederen, betalers die heilige mirre zijn.

Ah! godin, op uw troon van regens en zwakke en lage zuchten,
Vermoeid op de helling komt eindelijk de voet die dwaalt
En ijdele harten moe geworden van de ijdelheden van de wereld.

Hoe eerlijk is deze diepe stilte voor de reiziger
Doof door het gebrul van de winden langs de open hemel!
Zoet, na de prikkende en bittere bries van de waterhemel,

Verbleekte wijn in uw kelken!…
Ik kom voor u, ik, vermoeide reiziger,
Om te luisteren naar de gruwel van de heilige plaats, de verre kreten,

En het kwade gefluister in de duisternis, of het snelle gebrul
_ Van verschrikkelijke winden – Ik, de minste van al uw toegewijden,
Met fabeltjes hoop ik de geurige duisternis te zien bewegen,

En, afscheid nemend, omlijst haar kalme mysteries
Een gezicht, met monden tederder dan herfstlelies,
En stem zoeter dan de klacht weg van violen is,

Of de zachte kreun van een grijsogige luitspeler.

Dauw

VANUIT DE TREIN TUSSEN BOLOGNA EN MILAAN, TWEEDE KLAS

Tegenover mij snurken en tieren twee Duitse vrouwen
Door de kolkende, druilerige duisternis schudden en ronken we.
We waren hier voor altijd: zelfs nu nog.
Een vaag horloge zegt twee uur, twee eonen, meer.
De ramen zijn goed gesloten en plakkerig-vochtig
Met een nacht foetor. Er zijn meer dan twee uur;
Twee uur tot de dageraad en Milaan; nog twee uur.
Tegenover me snurken en tieren twee Duitse vrouwen…

Een van hen wordt wakker, spuugt en valt weer in slaap.
De duisternis rilt. Een bleek licht door de regen
valt op onze gezichten, getekend en wit. Ergens
breidt een nieuwe dag zich uit; en, binnen, is de vuile lucht
Is koud, en vochtig, en smeriger dan voorheen…
Tegenover me snurken en snurken twee Duitse vrouwen.

De roep

Uit het niets van de slaap,
De trage droom van de eeuwigheid,
was er een donderslag op de oceaan:
Ik ben gekomen, omdat jij me roept.

Ik brak de primitieve tralies van de Nacht
Ik trotseerde de vreselijke oude vloek
En lichtte door rijen bange sterren
Plotseling door het hele universum!

De eeuwige zwijgers werden verbroken;
De hel werd de hemel toen ik voorbijging.
Wat was ik om je te geven als een teken,
Een zucht we ontmoetten, eindelijk!

Ik zal ophouden en de sterren opnieuw smeden,
Breek de hemel met een lied;
Onsterfelijk in mijn liefde voor jou,
Omdat ik heel veel van je hou

Jouw mond zou de oude en de wijze moeten bespotten
Jouw lach zou de wereld met vuur moeten vullen,
Ik zal in de lucht schrijven dat ze krimpen
_ De scharlaken pracht van uw naam,

Van de hemel gebarsten, en een hel beneden
Sterft in het ultieme waanzinnige vuur
En duisternis valt, met verachtelijke donder,
Op de dromen en verlangens van de mens.

Dan alleen in de lege ruimten
De doden, heel stil wandelend,
Moeten de glorie van onze gezichten vrezen
Door alle donkere oneindigheid.

Dus, gekleed in perfecte liefde,
Het eeuwige einde moet ons één vinden,
Alleen boven de nacht, boven
Het stof van de dode god, alleen.

De reizigers

Is het tijd? We verlaten deze plek om te rusten
Door de een en de ander voor een tijdje mooi gemaakt.
Nu, voor een snelheid van de god, een laatste gekke omhelzing;
De lange weg dan, niet aangestoken door uw fabelachtig gelach.
Ah! de lange weg! en jij zo ver weg!
Oh, ik zou terug willen roepen! maar… elke kruipende dag
Zal een scharlaken lip verbleken, elke mijl
Hard het lieve verdriet van je gezicht herinneren.

… Denk je dat er ergens een verre grensstad is?
De rand van de woestijn, het laatste land dat we kennen,
Een mogelijke uitgemergelde grens van ons licht,
Daar zal ik je zien wachten; en we zullen gaan
Samen, hand in hand, daarheen
In het afval dat we niet kennen, in de nacht?

Het begin

Op een dag moest ik opstaan en mijn vrienden mee uit nemen
En toch jou vinden aan de andere kant van de wereld,
Jij wat ik zo goed vind
(Raak je handen aan en ruik aan je haar!),
Mijn god alleen in de dagen die waren.
Mijn gretige voeten moeten je nog steeds vinden,
Door de trieste jaren en het teken van pijn
Zal je helemaal veranderen, want ik moest het weten
(Hoe kon ik vergeten toen van je gehouden te hebben?)
In het droevige halve licht van de avond,
Het gezicht dat mijn hele zonsopgang was.
Dus dan aan de rand van de aarde zal ik mezelf wassen
En je stevig vasthouden in elke hand.
En zie je leeftijd en je asgrauwe haar
Ik vervloek het ding dat je ooit was,
Want het is veranderd en bleek en oud.
(Monden die scharlakenrood waren, haar dat goud was!)
En ik hield van je voordat je oud en wijs was.
Toen de vlam van de jeugd sterk was in je ogen,
En mijn hart is ziek van herinneringen.

1906

Experimenten

Choriambics 1

Ah! niet nu, wanneer het verlangen brandt, en de wind roept, en de lentezonnen
Licht dansen in het bos, ruisen in het leven, oahu mij aan de reiziger;
Ah! niet nu je moest komen, nu de weg roept, en goede vrienden roepen,
Waar liederen worden gezongen, gevechten worden gestreden, Ja! En het beste van alles.
Liefde, voor talloze monden eerlijker dan zij, Kussen die je niet kon geven!
Liefste, waarom moest ik huilen, jammeren en klagen, ik moest weer leven.
Verdrietig zal ik vergeten, tranen om het beste, liefde op de monden van jou.
Nu, wanneer de dageraad in het bloed ontwaakt, en de zon het oostelijke blauw verlicht;
Zal ik vergeten en gelukkig zijn!
Alleen in de lengte, liefste, wanneer de mooie dag eindigt.
Wanneer liefde sterft met het laatste licht, en het laatste lied gezongen, en vrienden
Allemaal zijn vergaan, en donker de hemel betreden; dan, als alleen lig ik.
De wind verzamelt halfdode, bang en stom, ziek voor het passeren, Mag ik
Voel dat je er plotseling was, koud tegen mijn voorhoofd; dan kan ik de vrede horen.
Van Mex’s stem aan het einde, fluistering van liefde, roepend, voordat alles kan ophouden
In de stilte van de doden; dan kan ik nuchter zien, en weten; een ruimte.
Over mij heen gevouwen, afgelopen nacht in het donker, eens, als eens, jouw gezicht

DECEMBER 1908

Choriambics II

Hier de vlam die as was, de heilige plaats waar leeg was, verloren in het spookbos.
Ik verzorgde en beminde, jaar na jaar, ik in eenzaamheid
Wachtend, kalm en blij kijkend in het donker, wetend wiens gloed ooit
Scheen en door het bos ging. Nog steeds verblijf ik sterk in een gouden droom.
Niet hersteld.
_ _ _ _ Want ik, die vertrouwde, wist dat een gezicht zou kijken.
Op een dag, wit in het donkere bos, en een stem roept, en schijnen.
Vul het bos, en het vuur sprong plotseling … en, in het hart van hem.
Het einde van de moeilijkheid, jij! Door de volgende leidde ik voor te bereiden het altaar, aangestoken
De vlam, branden afzonderlijk.
_ _ _ _ Verschijning van mijn dromen tevergeefs in de witte visie
Schijnend op mij, zie! Hopeloos sta ik nu op. Rond middernacht.
Fluisteringen groeien plotseling door het bos, vreemde kreten in de takken erboven
Geraspt, de kreten als een lach. Stil en zwart toen door het heilige bos
Prachtige vogels waren gevlogen, als in een droom, de bladeren verstorend.
_ _ _ _ Ik wist
Lang verwacht en lang geliefd, dat van ver, God van het zwakke bos, jij
Waar je ook lag, zelfs een slapend kind, Een kind dat plotseling vrolijkheid stal,
Wit en wonderbaarlijk nog, wit in uw jeugd, zou verbreden op een vreemd land,
God, onsterfelijk en dood!
_ _ _ _ Zo kom ik: nooit rust, of winnen
Vrede, en aanbidding van u meer, en de stille bos en heilige plaats in daar.

DECEMBER 1908

Verlating

Zo duidelijk zijn we, zo goed zijn we, zo verlicht juist vertrouwen,
En ls weg was gelegd zo zeker, zo, toen ik was gegaan,
Wat is een dom ding om naar op te kijken? Is het iets waar naar geluisterd wordt,
Of een plotselinge schreeuw, dat zachtjes en woordeloos
Je geloof brak, en sterk, zwak, ingestort.
Je geeft toe – jij, de trots van het hart, de onbuigzaamheid van het hart!
Was dat, vriend, het einde van alles wat we konden doen?
En vond je het beste voor jezelf, de rest voor jou!
Zou je plotseling leren (en niet van mij)
Een of ander gefluisterd verhaal, dat de glorie uit de hemel stal,
En de prachtige droom eindigde, en je deed gaan.
Zo saai van strijd die we kennen, de schittering die we kennen?

O ontrouw! Het geloof blijft, en ik moet passeren
De vreugde langs de weg, en in slechts. Op het glas
Zou op je wachten; de breuk bewoog in de bomen, en roert, en roept,
En bedekt je met witte bloemblaadjes, met lichte bloemblaadjes.

Daar moet het afbrokkelen, broos en eerlijk, over de zon,
O klein hart, uw breekbaar hart, tot de dag gedaan is,
En schaduw verzameld, licht valt, en, wit van dauw,
Fluister, en regen, en kruip naar jou. Slaap lekker!

MAART 1910

Lijst met vertalingen van gedichten
(Français, English, Español, Italiano, Deutsch, Nederlands, Svenska)

Synopsis & recensie | De stad en haar onzekere muren door Haruki Murakami, Shinchosha, 2023

Samenvatting Synopsis

Toen ik 17 jaar was, ontmoette ik een meisje van 16 jaar en we correspondeerden. Ik ging één of twee keer per maand met haar uit, en we spraken over de Stad waarvan haar ware wezen leefde. Ik betrad de Stad van haar droomwereld…

In de Stad, die is omsloten door een hoge en zeer sterke muur, was het mijn taak om dromen te lezen. Ik ging naar de bibliotheek, waar de geest van het meisje werkte, en las elke dag drie oude dromen. De winter was gekomen, de schaduw van mij eiste dat ik binnen een week uit de Stad zou gaan…

Na mijn terugkeer uit de stad, toen ik midden veertig was, nam ik ontslag om na te denken over een baan. En ik kreeg een baan als hoofdbibliothecaris van de Z Town Library, in een landelijke stad in de bergen van Tohoku. Maar de baan is ongewoon, onwerkelijk en eenzaam, zoals de baan van droomlezer. Toen wist ik dat de vroegere hoofdbibliothecaris Koyasu in de Stad had gewoond, en dat hij een geest was. En ik leerde een mysterieuze 16 jarige jongen kennen die elke dag naar de bibliotheek ging, en daar alleen maar zoveel boeken las, en ze volledig uit zijn hoofd leerde. Na een tijdje tekende de jongen een kaart van de stad en bracht die mee, en hij vertelde me dat hij…

Boekbespreking

Haruki Murakami’s 14e roman gepubliceerd op 10 april 2023 in Japan. De titel is dezelfde als zijn roman “The City and Its Uncertain Walls” die in 1980 verscheen in het Japanse tijdschrift “Bungakukai”. Maar hij wees het af, en een deel van het motief en het verhaal van de afgewezen roman werd overgenomen in “The End of the World” van “Hard-Boiled Wonderland and the End of the World”. Een een nieuwe roman voor het eerst in zes jaar waarvan hij publiceerde, van “Killing Commendatore” (2016).

Driehoofdige lange roman van 661 pagina’s, wordt gevormd door 70 korte delen.

Dezelfde getitelde middenschaal roman van 150 manuscripten, gepubliceerd in 1980. Toen wees Murakami het af, de roman was onaf en niet volwassen. Dus schreef hij zijn meesterwerk Hard-boiled Wonderland and the End of the World, gebaseerd op de afgewezen roman. Maar hij besloot de roman onlangs te herschrijven en begon te schrijven vanaf het begin van 2020, net voordat de Covid-19 pandemie zich over de wereld begon te verspreiden.

Vanwege de pandemie van Covid-19 sloot hij zich op in zijn huis en schreef hij ongeveer 3 jaar lang alleen maar. In het nawoord schreef Murakami dat de situatie van de Covid-19 pandemie het verhaal al dan niet heeft beïnvloed. Maar er zou een soort van betekenis zijn of zoiets.

Op deze roman, zijn er 4 polots. A is de adolescentie met het meisje in deze echte wereld en ze spraken over de Stad waarin ze zei geleefd te hebben. (hoofdstuk 1) B is de tijd in de Stad. De taak van de verteller is alleen het lezen van dromen in de bibliotheek van de Stad. Hij las bijna elke dag drie oude dromen. (hoofdstuk 1) C is de middelbare leeftijd na zijn terugkeer uit de Stad. De verteller werkte als hoofdbibliothecaris van de bibliotheek van de stad Z. En hij ontmoette en zag de hoofdbibliothecaris, Tatsuya Koyasu, de bibliothecaris Soeda en de mysterieuze 16-jarige jongen, M. (hoofdstuk 2) D is de inhoud van hoofdstuk 3…

Het verhaal over de Stad en droomlezen in hoofdstuk 1 is bijna hetzelfde als “End fo the World”. En Murakami schreef hoofdstuk 1 is een herschrijving van een roman met dezelfde titel uit 1980.

Er zijn veel Murakami’s unieke elementen en motieven zoals fragmenten-stijl, dubbele-wereld-verhaal, andere wereld, scheiding tussen lichaam en geest, boeken, lezen, bibliotheek, droom, eenzaamheid, vreemde en onhandige maar zoete liefde met een meisje, koken, een lange wandeling maken, koffie (en thee), mode, geest (of als geest zijn), verlies van personen of voorwerpen, en vreemde ervaringen.

Deze roman is een combinatie van Murakami’s vreemde romantische verhalen (bijvoorbeeld Norwegian Wood en Sputnik Sweetheart) en zijn unieke stedelijke avonturenverhalen (Wild Sheep Chase, The Wind-bird Chronicle, 1Q84 en Killing Commendatore). Dit is gebaseerd op de gelijknamige middenstandsroman die in 1980 werd gepubliceerd en toen werd afgewezen en het Einde van de Wereld van Hardgekookt Wonderland en het Einde van de Wereld. (Ook deze roman is de alter versie van Hard-boiled Wonderland en het Einde van de Wereld, schreef Murakami.) En er zijn veel elementen en episodes die lijken op Hear the Wind Sing, Norwegian Wood, Sputnik Sweetheart, Killing Commendatore en Kafka on the Shore. Ik denk dat het een grote vrucht moet zijn en een van de gevolgen van zijn schrijfcarrière.

Ook een ander kenmerk van deze roman is het thema behandelt lezen, bibliotheek, boeken, schrijven, verhaal en hun betekenissen. Deze roman is een verhaal over lezen, behandelen, verwerken en een verhaal of verhalen creëren. De eerste baan van de verteller was boekagent en de tweede was hoofdbibliothecaris van een kleine bibliotheek, in de Stad was het zijn taak om oude dromen te lezen. De Stad is gecreëerd door het verhaal gemaakt door het meisje en de mensen hebben geen schaduw. En de bibliotheek van Z Town is een droomplek van meneer Koyasu die van boeken hield en romanschrijver wilde worden. En er was een ideale leesplek voor de verteller en M. En het verhaal ontwikkelt zich over de bibliotheken, boeken en verhalen. Een verhaal is ieders eigen idee en wereld of microkosmos, ook is het verhaal de wereld, het universum of de natie. Een grote vraag en een hoofdthema van deze roman is het verband en de betekenis tussen beide.

Het lezen van een boek of een verhaal is een manier om geestelijk gezond te blijven, een methode om in de wereld te leven en te communiceren met verloren mensen. Dit motief is hetzelfde als bij Kafka aan de kust. Bijna alle personages van deze roman hielden van boeken en lezen, dus wilden ze hun tijd doorbrengen met alleen maar lezen. Lezen is de manier om aan de wereld te ontsnappen, het is ook de methode om het probleem van deze echte wereld op te lossen, maar in een verhaal duiken is een gelukkige maar gevaarlijke daad.

Ik denk dat Murakami’s boodschap van deze roman is “hoe gaan we om met de werkelijkheid en verhalen, de verbanden daartussen?”. Bijna alle personages in deze roman en hun activiteiten en banen zijn slechts zeer praktisch of slechts zeer onwerkelijk. Levende mensen moeten leven in een verhaal of verhalen met inbegrip van gewone, lege of oppervlakkige verhalen gemaakt door televisie, film, tijdschriften enzovoort. Mensen worden gedwongen gewone verhalen te volgen zoals “Men moet blijven werken in een groot en stabiel bedrijf”, “Men moet trouwen tot de middelbare leeftijd” of “Men moet leven in deze echte wereld (en zijn verhaal of het grote verhaal van een natie)”. Sommige mensen sluiten zich op in hun dromerige verhalen of eigen microkosmos. Het is ook de vraag en het probleem voor Murakami zelf als romanschrijver. De conclusie en het gevolg van deze roman is dat hij een einde heeft gemaakt aan…

De zaken over de Covid-19 pandemie maakten duidelijk, dat er scheidslijnen waren tussen een groot verhaal van een natie en individuele realiteiten, bestuurders en beoefenaars, regels en praktijken, studenten en volwassenen, en patiënten en niet-patiënten. Zo noemde Murakami de Covid-19 pandemin in het nawoord en deze roman moet er wel door beïnvloed zijn.

Incidenten in Japan, bijvoorbeeld het bloedbad van 2008 in Akihabara, de brandstichting in Kyoto en de studio, de moord op Shinzo Abe, ze moeten worden veroorzaakt door het probleem van het verhaal. Er waren vele oorzaken van vele complexe dingen, maar het probleem van het verhaal is enorm. Ik denk dat deze criminelen niet kunnen omgaan met hun verhalen, de verhalen die ze volgden, die ze moesten volgen of die ze wilden geloven. En verbanden tussen de realiteit en een verhaal of verhalen zijn verkeerd, dus elk beging een misdaad. Ze kunnen niet goed omgaan met een verhaal dat door henzelf of anderen is gemaakt, en de redenen om te moorden zijn onwerkelijk, triviaal en inconsistent.

De muur van de Stad moet een omhulsel zijn van de collectieve geesten van mensen. En de mensen in de Stad hebben geen omhulsel van geest, maar er waren geen stromen en progressie van tijd en geen complexe sociale verplichtingen en verantwoordelijkheden. Ze deden alleen eenvoudige eigen taken. Ze zien eruit als bewoners van de Hemel, maar ook als gevangenen. Maar een leven in een gevangenis is misschien wel de meest geweldige, regelmatige, stabiele, schone en gelukkige manier van leven op aarde… ?

Deze roman is een van mijn meest favoriete Murakami-romans, gelijk aan The Wild Sheep Chase, Hard-boiled Wonderland and the End of the World, Dance, Dance, Dance en de rol van Kafka Tamura in Kafka on the Shore. Ik las een geweldige roman die pas is verschenen, voor het eerst in lange tijd. Het is een meesterwerk van de 21e eeuw en een filosofische fantastische grote vertelling die het gezond verstand bezit, de zin van het leven, de liefde en haar mededogen en een waarheid, die ik wilde lezen. Murakami is vol van liefde voor de bibliotheek, boeken, lezen, schrijven, verhalen en literatuur.

Door deze roman slaagt Murakami er prachtig in om zijn ideale plaats en wereld te creëren en op te zetten, of twee eeuwige utopieën zoals de hemel. Zo zoet, kostbaar en puur. Maar de verteller…

Related Posts and Pages

-Note (English)| The City and Its Uncertain Walls

Timeline of Haruki Murakami

Works of / Œuvres de/ Werke vonHaruki Murakami

Literature / littérature / Literatur Page

Nota | De stad en haar onzekere muren door Haruki Murakami, Shinchosha, 2023

Informatie over het boek

Haruki Murakami’s 14e roman gepubliceerd op 13 april 2023 in Japan. De titel is dezelfde als zijn roman “The City and Its Uncertain Walls” die in 1980 verscheen in een Japans tijdschrift “Bungakukai”. Maar hij verwierp het, en een deel van het motief en het verhaal van de verworpen roman werd overgenomen in “Het einde van de wereld” van “Hard-Boiled Wonderland en het einde van de wereld”.

Vorm, stijl en structuur

Driehoofdige lange roman van 661 pagina’s, wordt gevormd door 70 korte delen. “Liefde in de tijd van cholera” van Gabriel García Márquez (1985) wordt beschreven als referentie.

Achtergrond van het werk & de auteur

Samenvatting Synopsis

Samenvattingen van elk hoofdstuk

Overzicht

Tijdslijn

Hoofdstuk 1

De verteller en een meisje kwamen elkaar afgelopen herfst tegen op de receptie van het “High School Student Essay Concours”. En ze hadden gecorrespondeerd via brieven. (2, 4)

Ze hadden één of twee keer per maand een afspraakje. (2)

Ze stuurde hem een lange brief en bekende een vreemde droom. (8)

Op mei hadden ze een afspraakje en maakten ze een zeer lange wandeling. (11) Ze gaf een brief en ze zei dat haar hart alleen soms stijf werd. En ze zei dat haar stof in een verre stad woonde en een heel ander leven leidde. (13)

De verteller kreeg informatie over de stad van het meisje. (1)

Tijdens de zomer spraken ze enthousiast over de Stad. (15)

In de herfst stopte de brief van haar. Maar hij bleef brieven sturen. (15)

In de winter kreeg hij een lange en laatste brief van haar. Later las hij de brief. Daarin bekende ze dat ze slechts een schaduw zonder inhoud was, dat ze in de Stad had gewoond tot ze drie jaar oud was, en dat ze naar deze wereld was gereden. (17)

Hij bleef brieven sturen en bellen, maar kreeg geen antwoord van haar. Hij heeft niets van haar gehoord toen hij de laatste brief had gekregen. (19)

Het volgende jaar, in februari, slaagde hij voor het toelatingsexamen van een privé-universiteit in Tokio, waarna hij naar Tokio verhuisde. (19)

Tijdens de zomervakantie, kwam hij thuis en bezocht het huis van het meisje, maar er was een deurplaatje anders dan haar naam. (19)

Een jaar was verstreken en hij werd 18 jaar, maar hij wachtte nog steeds. (21)

Rond zijn 20ste werd hij wakker dat hij een fatsoenlijk leven moest leiden, toen maakte hij vrienden en een nieuwe vriendin. Na het afstuderen kreeg hij een baan bij een boekenbureau. (23)

Lange tijd ging voorbij (nadat hij 45 jaar was geworden), toen hij ontwaakte zat hij in een hol van brandende daed beesten. (23)

De verteller ging de Stad binnen, hij liet zijn schaduw achter bij de poortwachter en zijn ogen werden door de wachter uitgestoken om een droomlezer te worden. (9)

De verteller ontmoette het meisje in de bibliotheek in de Stad. Maar ze zei dat ze hem nooit ontmoet had. (5)

De verteller begon met droomlezen in de bibliotheek en sprak met het meisje als bibliothecaris van de bibliotheek. (7) Hij ging naar de bibliotheek en deed elke dag aan droomlezen. Tijdens de herfst gaat hij regelmatig door. (9)

Tijdens het tijdverdrijf begon de verteller een kaart van de Stad te maken, en het ging twee weken door. (12)

Hij had hoge koorts. Een oude man verzorgde hem. (12)

De winter was gekomen, de verteller bezocht de plaats van de schaduwen, om zijn schaduw te zien. (14)

De verteller en het meisje bezochten de band in het zuiden van de Stad. (16)

De schaduw van de verteller was er slecht aan toe, dus bezocht de verteller hem. En de schaduw eiste om uit de Stad te gaan en zich binnen een week bij hem aan te sluiten, toen zei hij dat het meisje in de Stad geen ware substantie was, ze was in de buitenwereld is waar. (16)

In de bibliotheek zei hij dat mijn schaduw aan haar begon voorbij te gaan. Maar ze zei dat ze niet wist van schaduw, omdat ze uit de schaduw werd getrokken toen ze drie jaar oud was en nooit meer ontmoette. (18)

De verteller vertelde het meisje dat hij uit de Stad zou vertrekken, en dat hij haar schaduw in de buitenwereld had ontmoet. (22)

Op een sneeuwvallende dag besloot hij uit de Stad te gaan, bezocht de kamer van zijn schaduw, nam een oude hoorn en ging de zuidelijke heuvel op. Maar de muur bewoog en schuurde in hun weg, en de muur zei dat ze niet met woorden over de muur konden gaan. Toen stormde hij naar de muur door de raad door de schaduw en ging door de muur. (24) Maar de verteller vertelde aan zijn schaduw dat hij nog niet uit de Stad kon gaan en hij besloot in de Stad te rusten om dromen te lezen, inclusief de oude droom van het meisje. De schaduw ging alleen naar de buitenwereld. (25, 26)

Hoofdstuk 2

In deze echte wereld herinnerde de verteller zich de ervaringen in de Stad. Hij gaat elke dag naar kantoor en werkt regelmatig als een gewone niet-specifieke man. (27)

Hij besloot zijn baan op te zeggen om na te denken over zijn ervaringen in de stad. Hij bracht zijn leven door met sparen. (27)

Hij zag een lange droom van een kleine bibliotheek in een lokale stad. In de droom werkte hij als baliemedewerker van de bibliotheek. Ik zag een donkerblauwe baret op het einde van zijn bureau. Toen hij wakker werd, schreef hij de inhoud van de droom op en besloot een baan te krijgen in een willekeurige bibliotheek. (28)

Hij vroeg zijn vroegere collega van een boekenagentschap, Ohki die de leiding had over bibliotheken, om een baan in bibliotheken te zoeken. Na een week antwoordde Ohki dat hij een baan had gevonden, en naar een bibliotheek van een kleine stad zou gaan op een dag die de verteller goed uitkomt. (29)

Een wendnesdy de verteller en Ohki bezocht de stad Fukushima, waarin de kleine bibliotheek bestond. (30)

De verteller ging naar de bibliotheek en had een gesprek met de hoofdbibliothecaris, Tatsuya Koyasu. En hij vertelde in feite, dat hij al met pensioen was, de positie was leeg en zocht iemand om zijn baan over te nemen. (30)

Hij begon te werken in de Z Town Library als de hoofdbibliothecaris met hulp van de bibliothecaris Soeda en raakte bevriend met parttime werkneemsters. (31)

De winter was aangebroken. Mr. Koyasu toonde de verteller zijn geheime plek in de half ondergrondse en diepten in de bibliotheek. (34)

Hij verhuisde zijn kantoor naar de kamer in de diepte. Toen Koyasu de kamer bezocht, voelde en realiseerde hij zich dat de grens tussen de werkelijkheid en de andere wereld, en het stromen van de tijd was verbroken. (35)

Op een diepe winterdag riep meneer Koyasu de verteller naar de kamer in de diepte. En Koyasu deed een bekentenis dat hij een man was die geen schaduw had, dat hij geen lichaam had in deze wereld en dat hij een bestaan was van zijn bewustzijn of een geest, en al was heengegaan. (37)

De verteller sprak over Koyasu met Soeda. Ze zei dat ze wist dat Koyasu overleden was, en dat alleen zij en de verteller Koyasu kunnen zien. (38)

Er werd een jongen geboren die “Shin” (Bos) heette. Hij beleefde een zeer gelukkige jeugd door de liefde van zijn ouders. Maar toen hij 5 jaar oud was, reed hij op een fiets en overleed door een auto-ongeluk. (40)

Voor zes uur op een zondag eind juni, verdween de vrouw van Koyasu, en pleegde zelfvernietiging door zichzelf in een rivier te gooien. (De tijd is 30 jaar eerder.) (40)

Na de zelfvernietiging begon hij excentrieke dingen te doen, zoals het dragen van een baret en een rok. (40)

Toen hij 65 jaar oud was, herbouwde hij een bibliotheek van zijn drankfabriek. (40)

(…)

Plot(ten) & Afleveringen

A. Adolescentie met het meisje in deze echte wereld (Hoofdstuk 1)

B. Tijd in de stad (Hoofdstuk 1)

C. Middelbare leeftijd na terugkeer uit de Stad, de baan van hoofdbibliothecaris van de Z Town Library (Hoofdstuk 2)

(…)

Personages

Verteller – 17 jaar oude jongen. In de echte wereld woonde hij in een rustige buitenwijk aan zee en was hij derdejaars student van een openbare middelbare school. Hij en zijn vriendin ontmoetten elkaar één of twee keer per maand, ze hadden een afspraakje. (2) Zijn vader werkte bij een farmaceutisch bedrijf. En zijn moeder was huisvrouw. (4, p. 23) Hij was dol op bibliotheken en las alleen boeken. (4, p. 23 – 24) De enige droomlezer in de stad en zijn job is enkel droomlezen. (7, p. 39 – 40)

Het meisje in deze wereld (jij, vriendin ?) – 16 jaar oud meisje werkte in de bibliotheek van de Stad van 17:00 tot ongeveer 22:00. (1) In de echte wereld, woonde ze de plaats noch ver naar de verteller, de afstand is het kost 90 minuten met de trein. Ze was een middelbare scholier van een particuliere middelbare school voor meisjes. (2) Haar vader was een lokale ambtenaar en was een kantoorbediende van een voorbereidende school. En haar moeder overleed door kanker toen het meisje drie jaar oud was. (4) Ze bekende dat ze slechts een schaduw zonder inhoud was. (17)

Het meisje in de stad – Een meisje werkte in de bibliotheek van de stad. Zij moet de geest van het meisje zijn, maar zij bezat geen kennis of geheugen van deze wereld. Het meisje in de stad zei dat ze in de stad geboren was en er nooit wegging. Ze moet een ander persoon zijn of een andere geest hebben. (7, blz. 42) Ze zei dat ze niet wist van haar eigen schaduw omdat haar schaduw door haar werd uitgetrokken toen ze drie jaar oud was en nooit meer werd ontmoet. (18, blz. 137 – 138)

Poortwachter (3- ) – Een grote man was trouw aan zijn werk.

De jongere zus van het meisje – Zes jaar jonger dan het meisje. (4, blz. 23)

Grootmoeder van haar moeders kant – De enige persoon, die het meisje haar hart kan openen. (4, p. 23)

Schoonmoeder van het meisje (4)

Een oude man (12, blz. 81 – ) Een voormalig soldaat, verpleegd de verteller toen hij hoge koorts had.

Hoofdstuk 2

Ohki (28, pp. 200 ; 29) Een jongere collega van de verteller in een boekagentschap.

Soeda – Een dame van midden dertig en enige bibliothecaresse van de Z Town Library uit Nagano, met volgzaam gezicht, slank en 160 cm lang. De spil van de Z Town Library, de bibliotheek kan door haar vermogen geactiveerd worden. (30, blz. 214 – )

Tatsuya Koyasu (30, blz. 216 – ) – De hoofdbibliothecaris van de Z Town Library. Een dikke man van middelbare leeftijd. Maar omdat hij al met pensioen was, liet hij de bibliotheek rusten om zijn baan aan iemand over te dragen. Hij droeg een donkerblauwe baret en een rok. Hij was geboren in een rijke familie van een drankfabrikant. Hij ging naar een privé universiteit in Tokyo en zijn specialisatie was economie om zijn familiebedrijf te laten slagen, maar hij wilde eigenlijk literatuur studeren. Na zijn afstuderen, bracht hij een stabiel maar saai leven door met het runnen van de drankfabriek, en hij wilde een roman schrijven, maar die werd voltooid. Toen hij 35 jaar oud was, werd hij verliefd op een vrouw, waarna ze trouwden als een “omgangshuwelijk”. Toen hij 40 jaar oud was, werd er een kind van hen geboren met de naam Shin (Bos). Maar het kind stierf door een verkeersongeluk toen het 5 jaar oud was. Een tijdlang pleegde zijn vrouw zelfmoord, daarna deed hij geleidelijk excentrieke dingen zoals het dragen van een rok en een baret. Toen hij 65 jaar oud was, herbouwde hij een bibliotheek van zijn drankfabriek en runde de (grotendeels particuliere) bibliotheek als hoofdbibliothecaris.

Komatsu – Een ongezellige kleine man van middelbare leeftijd van het woningbureau in de stad Z. (31, pp. 226 – 228)

Part-time baan werksters (31, p. 230 – )

De man van Soeda – Een leraar van een openbare basisschool van de stad. (32, p. 327)

De vrouw van de heer Koyasu (39, blz. 315 -) Een vrouw 10 jaar jonger dan Koyasu, toen hij 35 jaar oud was, ze trouwden als een “gasthuwelijk”. Zij bezocht en verbleef Koyasu’s huis in Fukushima elke vrijdag vanuit Tokio. Toen hij 40 jaar oud was, werd bij hen een lichaam geboren. (39)

Shin Koyasu – Het kind van de heer Koyasu en zijn vrouw werd geboren toen Koyasu 40 jaar oud was. Hij werd door heer Koyasu Shin (Bos) genoemd. Hij beleefde een zeer gelukkige jeugd door de liefde van zijn ouders. Maar toen hij 5 jaar oud was, reed hij op een fiets en overleed door een auto-ongeluk. (40, pp. 323 – 327)

(…)

Groepen

Locaties (Staat, Prefectuur, Stad, Gemeente)

Lokale stad

De Stad – Een stad wordt geïnformeerd door een vriendin, ingesloten door de tolmuur. Om de Stad binnen te gaan, moet men een speciale vereiste hebben. (1) De geheime plaats van gedachten van de verteller en het meisje (4, p. 27) Eens bloeide het, maar het werd geruïneerd. (12) Mensen die in de Stad wonen kunnen er niet uit, behalve plichtplegingen. En mensen uit de ambachtswijk en de woonwijk bezochten elkaar niet. De Stad heeft geen elektriciteit en gas. Het meisje had er in haar jeugd gewoond, maar haar ware aard woonde er nog steeds. (15, blz. 108 – 11 ) De schaduw van de verteller zei dat de Stad door de verteller en zijn verbeelding was gemaakt en in stand gehouden. (20, p. 146) En de verteller zei dat de Stad het land van de schaduw moest zijn. (20, p. 147) En de schaduw zei dat de mensen in de Stad niet zouden moeten weten dat ze schaduwen zijn. ; De schaduw zei dat deze Stad veel tegenstrijdigheden heeft vanaf de oorsprong. Sommige apparaten werden ingesteld om de tegenstrijdigheden en functies (beesten, droomlezen enzovoort) als regels op te lossen. En de Stad was een zeer technische en kunstmatige plaats. (25, pp. 176 – 177)

De echte wereld (deze wereld)

Tokyo (19 – )

Z Town – De plaats waar de bibliotheek bestaat(-ed). Een klein plaatsje in de bergen, in de prefectuur van Fukushima, regio Tohoku. Het is noodzakelijk om er vanuit Tokyo heen te gaan, via Kohriyama met de Hohoku Bullet Train, en via Aizu-Wakamatsu met de trein, en dan over te stappen op de lokale trein. (30 -)

(…)

Plaatsen (kamer, winkel, school, openbare ruimte, station)

Hoofdstuk 1

Liberary of the City – Een niet specifiek oud stenen huis, een bord met nummer “16” opgehangen, en de houten deur was erg zwaar. De voorkamer is 5 meter in het vierkant, nederig en armoedig, de achterkamer is bijna hetzelfde en had een deur naar de stapelplaatsen. (5, p. 28 – 29) De bibliotheek van de Stad bewaart oude dromen, in plaats van boeken. (p. 39) Ik denk dat de plaats is als een heilige plaats van het Christendom.

Centraal plein

Poort – De enige poort van de muur in de Stad.

Gieterij

De plaats voor de beesten – (p. 20)

Ambachtswijk (9, p. 59 – 60) – Daar is het huis van het meisje.

Woonwijk (10, p. 61) – De wijk was een woonwijk geweest voor ambtenaren en soldaten van de Stad, maar het werd een ruïne. De verteller werd gehouden een kleine en eenvoudige kamer in de wijk.

De plaats waar schaduw woonde – De plaats lag in het midden tussen de Stad en de buitenwereld. (14, p. 103)

De band – Een vreemde band van de rivier van de Stad gevormd aan de zuidkant van de Stad.(16, p. 117)

Hoofdstuk 2

De bibliotheek van de Z stad – Een sober houten gebouw van twee verdiepingen in de bergen in de Tohoku regio, was oud maar onlangs gerenoveerd. Het huis was een fabriekshuisvesting geweest van een drankmaker. (30, pp. 212 – 213) In wezen was de bibliotheek een privé-bezit van de heer Koyasu. (39, blz. 309 – )

Een 50 jaar oud houten huis (31, p 226 – ) – Het huis in Z stad, waarin de verteller verhuisde en woonde.

De kamer in de diepte van de bibliotheek (34, p. 258 -) – Er was een houtkachel is dezelfde opgewonden in de stad. (34, p. 261)

(…)

Kernelementen, sleutelwoorden & sleutelzinnen

Schaduw (1, 8, 9) – Mensen in de Stad hadden geen schaduw. Men kan de Stad niet in, men volgt zijn eigen schaduw. De verteller nam zijn schaduw weg en liet zijn schaduw over aan de poortwachter, toen zijn schaduw kleine banen bij uit de muur. (9, p. 55) Het meisje zei, dat ze zich soms een soort schaduw van iets voelde.

De muur (1 – ) – De hoge en zeer sterke muur omsluit de Stad. De poortwachter zei: “Als er een perfect ding in de wereld is, moet het deze muur zijn”. En hij was door niemand gemaakt, hij bestond al vanaf het begin. (7, p. 37) Acht meter hoog. (15, p. 108)

Beesten (3 – ) – Mysterieuze beats leven in de Stad. De schaduw zei dat ze een functie hebben om potentiële negatieve energie van de Stad af te geven.

Hoorn (3) – Een instrument om beesten naar de poort te roepen.

De Poort (3 – )

Kat (4 – )

Boeken lezen (4 – )

Zware jas (5 – )

Oude droom (5, p. 30 – ) – De schaduw vertelde de verteller dat oude dromen een soort mentale weerklank zijn achtergelaten door de belangrijkste lichamen werden naar buiten gedreven.

Droomlezer (5, p. 30 – )

Diepgroene bril (5, p. 30 – )

Kruidenthee (5, p. 31 – 32) – De speciale drank voor een droomlezer(es).

Brieven (4, 6) – De verteller en het meisje hadden met elkaar gecorrespondeerd in de echte wereld. Zijn brieven waren geschreven concrete echte dingen, maar haar brieven waren geschreven vage innerlijke dingen. Zij schreef haar droom die ze had gezien. Hij probeerde zijn droom te schrijven, maar dat mislukte.

“Deze wereld” (6, p. 36)

Oude dromen – De bibliotheek van de Stad bewaart oude dromen. Hun vorm is als een ei en hun oppervlak is hard en glad als een marmeren steen. (7, p. 38 – 39) Oude dromen waren onduidelijk niet consistent, ze zijn “chaotische microkosmos” en “verzamelingen van resten”.

Een vreemde droom van het meisje (8, p. 52)

Eeuwig (11, pp. 66 – 67)

Kaart van de Stad (12, p. 75 -) De verteller begint uit eigen wil en nieuwsgierigheid een kaart van de Stad te maken. Eerst trok hij de muur over om de vorm en de omtrek van de Stad te kennen.

Nieuwsgierigheid (12, pp. 77 -)

“Mijn hart wordt alleen soms stijf.” (13, p. 87)

“Mijn hart en lichaam zijn tot op zekere hoogte gescheiden.” (13, p. 93)

Dreamreading – Deamreading is de handeling die men alleen verricht om oude dromen te zien en te voelen. De verteller las elke dag drie oude dromen, en kreeg het gevoel van het voorbijgaan van het lezen. (14, blz. 98 – 99) Dreamreading moet de methode zijn om geesten of/en geestelijke weerklank van stoffen tot rust te brengen ; Dreamreading is een handeling om een oude droom of een geest uit zijn omhulsel te bevrijden. (26, p. 181)

“Lichaam is heiligdom waarin geest leeft.” – Uitspraak van de poortwachter. (14, p. 107)

Themapark (16, p. 128)

Een psychologische insluiting als angst – Een woord van de schaduw. (25, p. 176)

Hoofdstuk 2

“Onze werkelijkheid vordert scheidend naar verschillende wegen in ons elk innerlijk.” – Een monoloog van de verteller aan het begin van hoofdstuk 2. (27, p. 186)

Donkerblauwe baret (28, p. 195 ; 30, p. 219 – 224 ; 40, p. 338 – 339) – Een donkerblauwe baret, zag de verteller in een lange droom, waarna hij deze oprichtte in de hoofdbibliothecaris loon van de Z?? Stadsbibliotheek. De baret is van Tatsuya Koyasu. Een nicht van hem kocht hem in Parijs tijdens een reis.

Rok (32, p. 231 – 232 ; 40, p. 338 – 339) – De heer Koyasu begon baret en rok te dragen, nadat zijn vrouw zelfmoord had gepleegd en was overleden.

Zwarte thee (32, p. 233 – )

Grote oude put (33, p. 251)

12 sleutels (34, p. 260)

Oude houtkachel – Het was dezelfde als die in de stad. (34, p. 261)

Koyasu’s horloge (35, p. 273) – Zijn horloge had zijn plaat, maar er was geen wijzer.

Hersenen, fysiek lichaam en geest (36, p. 292)

Heilige Bijbel (38, p. 302 – 303)

(…)

Culturele dingen in deze roman

Muziek

Indrukwekkende scènes & belangrijke beschrijvingen

Raadsels, mysteries & vragen

Gedachten & Filosofie

Interpretaties, Analyse & Memo’s

De Stad moet hetzelfde zijn als “Het Einde van de Wereld” van “Hard-Boiled Wonderland en het Einde van de Wereld”. Het plot over de Stad in hoofdstuk 1 is bijna hetzelfde als “Het Einde van de Wereld”.

En het motief van de bibliotheek en het lezen van boeken (of droom) lijkt op “Kafka aan de kust”.

Het eerste deel van het verhaal over de Stad is bijna hetzelfde als “Het Einde van de Wereld”. Maar het verhaal van de echte wereld of “deze wereld” is helemaal anders.

De beschrijving van de hoofdstukken door de verteller in de Stad gebruikt een Japans voornaamwoord “WATASHI”, in de echte wereld wordt “BOKU” gebruikt.

De baan van de hoofdbibliothecaris van de Z Town Library is solitair werk en met niemand verbonden, behalve met Soeda en Yoyasu. Het is dus gelijk aan de baan van een droomlezer.

Conclusie

Ik denk dat deze roman een levendige combinatie is van zijn unieke stijl van stedelijke avonturenverhalen (“The Hardboiled Wonderland and the End of the World” “Dance, Dance, Dance” en “Kafka on the Shore”) en zijn andere unieke stijl van romans (“Norwegian Wood” en “Sputnik Sweetheart”). Het is een van de grootste vruchten van zijn literatuurcarrière.

De hele boodschap van deze roman is hoe we omgaan met de werkelijkheid en/of verhalen.

Details of the Book

The City and Its Uncertain Walls
Haruki Murakami
Shinchosha, Tokyo, Japan, 13 April 2023
672 pages, JPY 2970
ISBN: 978-4103534372

Related Posts and Pages

-Symmary Synopsis & Book Review | The City and Its Uncertain Walls

Timeline of Haruki Murakami

Works of Haruki Murakami

Literature / littérature / Literatur Page