Sonnet 4-7-3, Romanesque sans romance & Scènes séquentielles #002 (L’œuvre poètique frivole en janvier 2025)

Mirrors

Dans mirrors ma visage est courbée et penchée
Ainsi je vois ma visage qu’est meilleure
Dans mirrors ma apparaître a l’air bien
Ainsi je pense je suis élégant et à la mode

Dans ma salle de bain il y a un petit mirror
Par lui je regards ma visage touts les jours
Chez moi il y a un grand mirror rectangle
Je vérifies mon style vestimentaire d’un jour
Mais ces comportements sont pour l’apparaître surfacuque seul
Cependant ils sont l’étiquette pour mes amies
Une bonne choses pour la vie ordinnaire…

Mirrors ne peuvent pas réfléchir forme et chose vraies
Regardez le mirror dans votre cœur
Et fassiez de la réflexion philosophique et éthique en regardant le mirror de cœur!
(L’éthique et l’étiquette sont importantes aussi…)

Jour de l’an

Le jour de l’un est silencieux et claire toujours.

(C’est voiture ne roules rien,
Les gens se reposent dans leur maison, seuls?)

Aussi n’importe comment mon cœur est claire et calme.

(C’est la météo du début janvier dest froid mais beau,
Et aussi la reaction du pic de la fin d’année?)

Je veux commencer de nouvelle activités et comportement.

(C’est un effet de réinitialisation de la période,
Et mon regret de l’année dernière?)

En tous cas, la claire et la silence sont
Bienfait et grâce de la société, du Nature et de Dieu!

janvier 2025

Liste des traductions de la poésie
(Français, English, Español, Italiano, Deutsch, Nederlands, Svenska)
W. B. Yeats, Rupert Brooke, Paul Éluard, Anna de Noailles

Best Classical Recordings
on YouTube

Best Classical Recordings
on Spotify

Jean-Michel Serres Apfel Café Apfelsaft Cinema Music QR Codes Centre Français 2024.

Vertaling | De schaduw van dagen door Anna de Noailles (1902)

Zangen in de nacht

De zijkant is het spetterende blauwe en groene vuur,
Lichtgevend en vredig Genève deze avond
Slaap in het water van het meer, bewegend en gemorst,
De halve maan arriveert op de hoogte van de berg en blijft

— Flauw van de vochtige en vervagende lucht
Die onthaard op de vermoeide en zwakke stromen valt;
Een schip wacht om te gaan slapen op de rede,
Het hoort een oversteek, dan afnemende werveling.

De voorbijgangers gaan, zingen voor avontuurlijke dapperen,
Hoor het slaperige water kabbelen
In de grote en vlakke nacht, waar wriemelende koetsen
Een gedempt geluid maken van voetstappen en bellen.

Een beetje wind valt op de nabije heuvels
Mier kronkelt nu naar vermoeide bomen,
Het stroomt zachtjes een geur van keuken
Op deuren van hotels open op de dokken.

— En dit is plotseling, vreemde uitbarsting
De schreeuw van violen in de schaduw die zwijgt,
Het is alsof de nacht werd verlicht in scharlaken
En dat alle verlangen van de stad zong…

Door violen, door zingt van Napoli of van Venise,
Muziek van ellende en van verdoving,
Het is alsof de nacht deze crisis heeft
Van lachen, van zuchten, van tranen, vreemd!

Het hart dat in dit ogenblik het meest overstroomt
Als een gebonden gevangene die zo luid ademt,
Dat zijn adem het touw lijkt te verlichten
Tot al het opstandige eruit is;

Oh zingende medianen van wortels naar Italië,
Dat volgt het geluid vliegen en beetje levendig van zilver,
Mooie leden van de melancholie
Tijdens de nachten die het geluk dringender maken,

Laat voor ons hun wulpse muziek schudden,
Terwijl de zware voorkant in de duisternis van onze handen,
We voelen het hart worden gekraakt om het tandvlees.
En het plezier in door het uitrekken van een bovenmenselijke boog.

Breken van verlangen, dromerige zuurgraad,
Verstrengeling van de zenuwen en het sentimentele…
— Vertel ons de verlangens, de spijt, de dappere tijd,
De boot, de kus, het ondankbare vergeten einde.

Zing ijverig, zodat de hete nacht
Be by you’re all moved and swooning at your turns,
Arme geliefden versterken door alle liefde die op de loer ligt,
Wanhopige gevers van de droevige, zoete kus…

Wonderen

Mijn God, ik kan niet zeggen hoe sterk is
Mijn hart van deze ochtend wordt de gouden zon,
Voor alles wat schijnt en schittert buiten.

Moet ik nooit mijn vreugde uitputten
Van dit water schijnt, de deze lucht die mij verdrinken,
Waarvan alles van de tijd in mijn gepoederde ziel!

Zullen ze op een dag komen, in een of ander paradijs,
Deze heuvels waarvoor ik veel heb gedaan en veel heb gezegd,
Breng me de warmte van het parfum van de middag,

Zal mijn naïeve zelf worden beloond
Dat de bomen met hun takken die naar voren stappen
Mij bloemen van zelfgenoegzaamheid presenteren?

Wacht ik op het einde et geduldige onrust
Van harken van de zomer die voorbijgaan in de kiezels
Als de handen die een lang en delicaat werk deden.

Zal ik huizen hebben met roze pannendaken,
Met de hemel rondom, die glijdt en rust
Op de tuinen, op de wegen, op alle dingen…

Zal ik zien, wanneer de gele dag opkomt,
Op de wortels, aan de zijkant van de witte muur van een klooster,
de wagens met de stieren voorbijkomen,

En zal ik een gelukkig dorp zien, met hun menigte
Van de zondagen, flanerend, en kreken die stromen
In de buurt van paddocks beplant met hennep en bieslook;

Zal ik, in en herdruk de geur van de tijd proeven,
Et make me the heart so tender et so ceded,
Dat de vogels van de lucht zullen worden ondergebracht binnen?

Oh kleine, goddelijke, nobele en grootse aarde,
Tempo van spelen, plaats van dagen en van het mysterie,
Sinds het menselijk verlangen in je lest je dorst,

Waarom moet ik, ik heb dit nog niet,
Deze goede kalmering van de lichamen strijden en moe,
En dat altijd mijn hart naar u toe zijn verbrijzeld…

Regen in de zomer

Oh, avond gewassen door regen en sept door wind,
_ _ Oh, avond en maan!
Een uur trekt zich terug en de ander gaat vooruit,
_ _ Mooi iedereen;

De frisse lucht lijkt licht alle vervagen,
van hun zorgen
Die in de zomeravond vele harten bewaken
Die een hart benauwen;

Deze dromen, deze zuchten, in de lucht sentimenteel
Van de schemering,
Zoals ze zich uitstrekken, zoals ze glijden en pijn doen,
Zoals ze cirkelen!

Maar de mooie wolk laat in de duisternis
haar golf stromen
Op het lauwe van de avond, van te veel gewonde liefde,
Oh diepe vrede;

Wat een rust! De stilte en de goede frisheid…
De boom druipt;
Geen geluid in de huizen, gesloten als bloemen,
Niets op de wortel;

En in de met water doordrenkte lucht waar meer niets zit
Van de menselijke ziel
Staat een geur op van klimop en peterselie
Die doorgaat…

De Raad

Ga, wees bang voor het lot:
Dat vanmorgen niet was.
Komt deze avond als de pijl,
In het verlangen dat bijna niet breekt…
De morgen is niet getraceerd:
Je bent niet zeker van het verleden.
Het is aan jou, je kunt het nemen:
Maar, in de duisternis die ten onder zal gaan,
Niets van hasard is hem niet bekend;
Ik voel dat zijn hart naakt is,
Teder, brutaal en stil;
Wees niet bang voor de nacht Vénus,
En zij die getroffen zijn door liefde.
Die komt vrijmoedig, naar zijn dag,
Leidt de sprankelende,
Ah! Veel plezier en tranen.

Eeuwigheid

Mélissa:

Ô Rhodon, onze twee heats in we zijn gemorst,
Alsof we genoten van hun levendige water
Zodat we bijten in de vruchten van lage takken,
Leunend op de perzikboom.

Rhodon:

Al je dagen tot nu toe, de glimlachen en de dansen,
En het plotselinge verdriet, de hoop en de afwijkingen,
Verschenen mijn komst en bereidde de liefde.
Maar de kussen bezitten vele andere schellen.

Mélissa:

Op de wegen door waar mijn ogen je zagen komen,
Een dag volgde ik je, het ooglid gesloten,
Om terug te keren in de schaduw van het denken.
Alle kracht van plezier.

Rhodon:

Het volgende seizoen zal niet mooier zijn.
Kom, laat je huis, je zusters, je verstrooide sets,
Zie, er is niet van jou, van mij, van onze blikken
Die als de spechten in het bos roepen.

Mélissa:

Ik tril, alles vervaagt, er is meer dat wij;
De hemel wiebelt, de ruimte wordt krapper.

Rhodon:

Er is niet meer van jou et van mij op de aarde.
En het kleine universum brengt onze knieën dichterbij.

Mélissa:

Om het mijn lichaam vermoeid van uw beeld
Ik breng de hele dag jouw gepassioneerde herinnering
Gerold als een lint van angst en verlangen
Dat me grijpt en me opjaagt…

Rhodon:

Ah! wat een goddelijke angst in mijn vrijmoedigheid aarzelt!

Mélissa

Mijn hart is als een bos waar goden komen!…

Het lied van Daphnis

Ik weet niet meer dat de lucht zacht is, dat de dag
Glanzend is, het heldere zout, de geurende kaneel,
Mijn ziel in alle dingen stroomt nu
Behalve in de zekerheid van geluk van de liefde

–Wanneer je voor het nemen van een citroen een tak kromt
En stijgt een beetje naar stenen van de weg,
Ik zie niet de gouden vrucht die zo zie ik je hand,
En de kleur van de dag die door je witte been.

Ik weet dat niet bestaan minst waar niet vermengd
Jouw verlangen et de mijn slaafs en hevig,
En ik heb geen dorst van het water als je je mond
Aan de rand van de schoonheid beek vol kiezels rolt.

Ik geloof niet dat aan de tijd, aan de zon, aan de stormen,
Ik geloof niet dat aan de trieste en zoete liefde alleen.
–Het is de dag wanneer je lacht, en de nacht wanneer je ligt,
En de oneindigheid is uitgeput bij het meer van twee gezichten
Wanneer mijn kwelling gretig jouw kwelling nastreeft…

De achtervolging

De harten willen graag goed weten,
Maar de liefde danst tussen de wezens,
Het gaat van de ene naar de andere wachtend
En zoals de wind planten beïnvloedt
Het mengt zoete essenties;
Maar de zielen die afstand nemen
Zijn sneller in hun loop
Dat de lucht, het parfum en de bron
En leren tevergeefs te verkrijgen,
De liefde is noch gelukkig noch teder…

De Planten van Ariane

De wind die de pruimen laat vallen,
_ _ De groene kweeperen,
Die de maan wiegt,
De wind die naar de zee leidt,

De wind die breekt en scheurt,
_ _ De koude wind,
Die komt en die raast
Op mijn hart in wanorde,

Die komt als in de bladeren,
_ _ De heldere wind,
Op mijn hart, et die hij plukt.
Mijn hart et zijn bittere sap.

Ah! dat de storm komt
_ _ Sprong voor sprong.
Die het in mijn hoofd neemt
Mijn pijn die buigt in de ronde.

Ah! Dat het komt en dat het wegtrekt.
_ _ Wegrennen,
Mijn zware hart als een deur
Die opengaat et wappert in de wind.

Welke het bing het ant welke het is een knock-out
_ _ De stukken
Naar de maan, naar de boom, naar beesten,
In de lucht, in de schaduw, in het water,

Waarvoor terugkomen naar mij minder
_ _ Voor altijd,
Door mijn ziel en haar eigen
_ _ Dat ik liefhad…

De inspiratie

Wanneer het brandende verlangen op de bodem van het hart neerdaalt,
De mooie houding wordt geboren en verlengt het bloed.

En wanneer het groene bos aan de rand van de bevende droom,
Het groen dat wordt bewogen dat imiteert en lijkt op hem.

Nauwelijks de angstige verlegenheid afwijzend
Het nauwe gesprek afgewend als de armen;

En, stuiterend zodat de felle bronnen,
De woorden gaan, persen, huilen comme de monden,

Gewapend met spoor, vleugels en dart
De woorden dalen of levendige knipperen als een blik,

Dus, het binden van deze bloemen op het hoogste van de schacht,
Exaltatie rookt en slaat als de tijd,

En dit is dat glimlachen om bekeken te worden
De verlangens in alle plaatsen leiden hun goddelijke voeten.

Hoe meer ruwe liederen, hoe sterker zijn die
Die de levende sensatie met dromen doen;

Alles is helder de denker die zijn kwelling kwelt,
Haar vingers verstrengelend in haar diepe haar,
Terugtrekken verschroeid door menselijke vonken.

Het eerste liefdesverdriet

We lopen in de zomer in het hoge stof
Van witte wegen, randen van gras en zeepkruid.

De dalende sus rafelde over ons heen,
Je zag je haar, je armen en je knieën.

Het enorme parfum van droom en anders-zijn
Was als een rozenstruik die bloeit en zegent.

Ik zuchtte vaak daardoor
Om dat een beetje van mijn ziel in blazen wegging.

De avond vloog weg, de avond zo neigend en zo droevig,
Het was als het einde van alles wat bestaat.

Ik kon zien dat niets van mij jou stoorde,
In mijn huis dit leed en in jouw huis deze vrede!

Ik voelde, ook dat mijn pijn tevergeefs was,
Iets eindigend en weggaand in mijn aderen.

En net als de kinderen garde hun ernst,
sprak ik met jou, met deze wond aan mijn zijde…

-Ik schoof de doornige netwerken opzij terwijl ik ging.
Daarvoor kwamen ze niet om je gezicht te verscheuren,

We gingen, ik zuchtte van de kou de je vingers naakt,
En toen aan het eind de avond werd bezocht

Ik luisterde, zonder iets te zien op de wortel die volgde,
Uw voetstappen trillen in mij en lopen

We kwamen zo terug bij de ruisende tuin,
De vochtigheid vloog, hoorde ik in het voorbijgaan

–Ah ! zoals dat geluid toestaan in mijn geheugen -.
In de bewegende en hete lucht, piepende schommel

En ik keerde terug, dronken van de zomertijd,
zat van alles, het voorbijgaan van de zomer.

Ik, de jongen brutaal en levendig, en jij, de vrouw,
En van breng je de hele dag op mijn ziel…

Lijst met vertalingen van gedichten
(Français, English, Español, Italiano, Deutsch, Nederlands, Svenska)
W. B. Yeats, Rupert Brooke, Anna de Noailles, Léon-Paul Fargue

Translation | L’Ombre des jours by Anna de Noailles (1902)

Songs in the Night

The side is the splashed blue and green fires,
Luminous and peaceful Geneva this evening
Sleep in the water of the lake, moving and spilled,
The half-moon arrives at the hight of the mountain and stay

— Fainting spell of the humid and fading air
Which falls depilated on the flows weary and weak;
A ship wait coming to sleep in the roadstead,
It hears a crossing, then decreasing eddy.

The passers-by are going, sing to adventure braves,
Hear the sleepy water lapping
In the large and plain night where squishy carriage
Make a muted noise of footsteps and bells.

A little of wind falls on the near hills
By now, ant winds up to tired trees,
It flows softly an odour of cuisine
At doors of hotels open on the docks.

— And this is suddenly, strange burst
The cry of violins in the shadow who keeps silent,
It’s like if the night was lit up in scarlet
And which all desire of the city sang…

By violins, by sings of Napoli or of Venise,
Music of misery et of stunning,
It’s like if the night same have this crisis
Of laughs, of sighs, of tears, strangely!

The heart the most ranged in this instant overflow
Like a bound captive who breathes so loudly,
That his breath looks make lighten the rope
Till all the being insurgent is out;

Oh singing mediants of roots to Italy,
That follows the noise flying and little bit vivid of silver,
Beautiful members of the melancholy
During the nights that make the happiness more urgent,

Let shake for us their lascivious music,
While the heavy front in the darkness of our hands,
We sense the heart be cracked to the gums.
And the pleasure in by stretching out a superhuman arc.

Break of desire, dreamy acidity,
Entanglement of the nerves and of the sentimental…
— Tell us the wants, the regrets, the brave time,
The boat, the kiss, the ingrate forget end.

Sing assiduously, so that the hot night
Be by you’re all moved and swooning at your turns,
Poor lovers strengthen by all the love that lurk,
Desperate givers of the sad, sweet kiss…

Marvelling

My God, I can’t say how is strong
My heart of this morning become the golden sun,
Before all that shines et sparkles outside.

Must I never exhaust my joy
Of this water shines, de this air that drown me,
Of all of which of the time in my powdered soul!

Will they come a day, in some paradise,
These hills for which I have do many and say many,
Bring me the heat of the perfume of noon,

Will my naïve self be rewarded
That the trees with their branches which step forward
Present me with flowers of complacency?

Do I wait the end et patient turmoil
From rakes of the summer passing in the pebbles
Like the hands which did a long and delicate work.

Shall I have houses with pink-tiled roofs,
With of the sky around, which glides and rests
On the gardens, on the ways, on all things…

Will I see, when the yellow day goes to rising,
On the roots, at the side of the white wall of a convent,
To pass of chariots with the bulls before,

And will I see a happy village, avec their crowd
Of the Sundays, strolling, and creeks that run
Near paddocks planted with hemp and chives;

Will I can, in en reprint taste the smell of the time,
Et make me the heart so tender et so ceded,
That the birds of the air will be accommodated inside?

Oh small, divine, noble and grand earth,
Pace of plays, place of days and of the mystery,
Since the human desire in you quench your thirst,

Why do I have to, I haven’t yet this,
This good calming of the bodies contend and tired,
And that always my heart towards you are shattered…

Rain in Summer

Oh, evening washed by rain and sept by wind,
_ _ Oh, evening and Moon!
A hour withdraws and the other goes ahead,
_ _ Beautiful everyone;

The fresh air seems light all of the fades,
_ _ Of their distresses
Which dans the evening of summer watch many hearts
_ _ That a heart oppress;

These dreams, these sighs, in the air sentimental
_ _ Of the twilights,
Like they stretch, like they glide and hurt,
_ _ Like they circle!

But the beautiful cloud make in the darkness let
_ _ Flow its wave
On the lukewarm of the evening, of too much wounded love,
_ _ Oh profond peace;

What calm! The silence et the good freshness…
_ _ The tree drips;
None of noise in the houses, closed like flowers,
_ _ Nothing on the root;

And in the water-soaked air where more nothing is seated
_ _ Of the human soul
It stands up a smell of ivy and of parsley
_ _ Which goes on…

The Council

Go, be afraid of the destiny:
Which was not this morning.
Coming this evening like the arrow,
In the desire which doesn’t break almost…
The tomorrow is not traced :
You aren’t sure of the past.
It’s to you, you can take it:
But, in the darkness which will go down,
Nothing of hasard is not known him;
I sense like his heart is naked,
Tender, brutal et silent;
Not fear you for night Vénus,
And those affected by love.
Who comes boldly, to his day,
Leading the sparkling,
Ah! Many of plaisir and of tears.

Eternity

Mélissa:

Ô Rhodon, our two heats in we are spilled,
Like if we enjoyed their vivacious water
So that we bit the fruits of low branches,
_ _ Leaning on the peach tree.

Rhodon:

All your days up to now, the smiles and the dances,
And the sudden sorrows, the hope and the deviations,
Appeared my coming and prepared the love.
But the kisses owns many other shrillnesses.

Mélissa:

On the ways by where my eyes saw you coming,
A day I followed you, the eyelid closed,
In oder to retuning in the shadow of thinkings
_ _ All the force of pleasure.

Rhodon:

The following season will not be more beautiful.
Come, let your house, your sisters, your scattered sets,
See, there is not of you, of me, of our looks
Who like the woodpeckers in the forest call.

Mélissa:

I’m shaking, everything fades away, there’s more that us;
The sky is wobbling, the space is tighten up.

Rhodon:

There is no more of you et of me on the earth.
And the small universe bring closer our knees.

Mélissa:

Around the my body weary of your image
I bring all the day your passionate memory
Rolled like a ribbon of anxiety and of desire
_ _ That grips me and rushes me…

Rhodon:

Ah! what divine fear in my boldness hesitates!

Mélissa

My heart is like a wood where gods will com!…

The Song of Daphnis

I don’t know more that the air is tender, that the day
Is shiny, the bright salt, the scented cinnamon,
My soul in all things is now flowing
Except in the certitude of happiness of the love

–When for taking a lemon, you curves a branch
And rise up a little to stones of the road,
I don’t see the golden fruit that so I see your hand,
And the colour of the day that by your white leg.

I know that not exist least where doesn’t mingled
Your desire et the mine enslaved and fierce,
And I don’t have thirsty of the water if you put your mouth
On the edge of the beauty brook full of pebbles rolls.

I don’t believe the time, to the sun, to the storms,
I don’t believe that to the sad and sweet love only.
–It’s the day when you laugh, and the night when you lie,
And the infinity is exhausted at the lake of two faces
When my torment avid aspire your torment…

The Pursuit

The hearts would like well to know well,
But the love dances between the beings,
It goes from the one to the other waiting
And like the wind affects plants
It blends sweet essences;
But the souls that distance themselves
Are more rapid in their run
That the air, the perfume and the source
And teach in vain to obtain,
The love is not neither happy nor tender…

The Plants of Ariane

The wind which make fall the plums,
_ _ The green quinces,
That wobbles the moon,
The wind which leads to the sea,

The wind which breaks and tears,
_ _ The cold wind,
Which it comes et which rages on
On my heart in disarray,

Which it comes like in the leaves,
_ _ The clear wind,
On my heart, et which he picks it.
My heart et its bitter sap.

Ah! that the storm wii coming
_ _ Leap by leap.
Which it take in my head
My pain which bend in the round.

Ah! that it comes et that it taka away
_ _ Running away,
My heavy heart like a door
Which opens et flaps in the wind.

Which it bing it ant which it’s a knockout
_ _ The pieces
To the moon, to the tree, to beasts,
In the air, in the shadow, in the water,

For which come back to me fewer
_ _ Forever,
By my soul and of it own
_ _ That I loved…

The Inspiration

When the burning desire at the bottom of the heart descend,
The beautiful stance is born and prolong the blood.

And when the green forest at the edge of the tremble dream,
The green which is moved that imitate and resemble him.

Rejecting hardly the fearful embarrassment
The close talk turned off like the arms;

And, bouncing so that the fierce sources,
The words go, pressing, crying comme the mouths,

Armed with spur, wings and dart
The words descend or lively blink like a look,

So, tying these flowers at the highest of the shaft,
Exaltation smokes and beats like the time,

And this is that smiling to being watched
The desires in all places lead their divine feet.

The more rude songs, the more strong are those
Which the live thrills with dreams do;

All is bright the thinker which his torment harasses,
Tightening her fingers in her deep hair,
Withdrawals scorched by human sparks.

The First Heartbreak

We walk in summer in the high dust
Of white ways, edges of grass and of soapwort.

The descending sus unravelled on us,
Je saw your hair, your arms and your knees.

The huge perfume of dream and of otherness
Was like a rose bush that blooms and that bless.

I sighed many time by cause of that
For that a little of my soul in blow went away.

The evening flied away, the evening so inclined and so sad,
It was like the end of all that exists.

I could see that nothing about me was bothering you,
In my house this distress et in your house this peace!

I felt, including that my pain was vain,
Some thing finishing et passing away in my veins.

And like the children garde their seriousness,
I talked to you, with this wound at the side…

–I pushed aside the thorny networks as I went.
For that they did not come to tear your face,

We went, I sighed of the cold de your fingers naked,
And when at the end the evening was visited

I listened, without seeing anything on the root following,
Your footsteps tremble within me and walk

We returned so at the rustling garden,
The humidity flew, I heard in passing

–Ah ! like that noise permit in my memory–
In the moving and hot air, squeaky swing

And I retuned so, drunk of the time of summer,
Fed up with it all, passing away of having summer

Me, the boy bold and lively, and you, the woman,
And of bring you all the day on my soul…

List of Poetry Translations
(Français, English, Español, Italiano, Deutsch, Nederlands, Svenska)
W. B. Yeats, Rupert Brooke, Anna de Noailles, Léon-Paul Fargue