Air du poète
Bij de naties van Papoea
Ik streelde de Papoea…
De genade waarvan ik hoop dat je
Het is niet om Papoea te zijn.
Het bronzen beeld
De kikker
Van het tonenspel
Verveeld, de avond, onder het prieel…
Ze is in genoeg!
Om het standbeeld te zijn
Dat in stilte een groot woord schreeuwt: Het Woord!
Ze was liever bij de anderen
Die bellen van muziek maakten
Met de zeep van de maan
Met de rand van het gouden washuis
Dat we zien, daar, schitterend tussen de takken…
Het werpt hem de hitte van de dag
Een weide van pistolen
Die het kruist zonder hem te genieten
En gaat rinkelen
In de kasten
Van zijn sokkel genummerd?
En de avond, de insecten liggen
Dans zijn rand…
Al is ze vastgebonden aan de tribune,
Open voor de liefde, open de tang
Naar de maan die zucht, van het draaien van zin,
Van de indigestie thermogene watten…
In de verte zoekt een sliert iets
Dat het verloor in het riet
En wakker worden op de bodem van de gesloten vijver
De zwarte hydrofiel in haar waterburcht…
Mijn droevige jeugd, op zoek naar charmes,
De avond dat ik je zal zien sterrenkijken,
Nodig je uit om te luisteren, op de rand van je tranen,
Schreeuwer van tijd, bedekt en verwijt,
Zoals ik, dichter, in mijn boomgaard…
lied van de rat
Abi Abirounère
Wie die je niet don?
Een blanke mijnwerker
Een voor
Een mooie goulifon
Een oog
Een oog voor zijn goulifon
Een pre
Een mooie goulifon
Een oog
Gesproken.
Tilibeet, mijn ti fifi!
Zang van de kat
Hij is een klein beest
Ti Li klein kind
Tirelan
Het beetje Tinan faon
Het is een ti wit-wit
Een klein biggetje
Het is mijn biggetje
Het is mijn woordspeling
Mijn kleine potasson.
Hij springt op het raam
En rommelt aan de snuit
Want hij ziet op de nok
De vogels uitknippen
Tirelo
De kleine heeft het niet nodig
Het is un ti bloblo
Een kleine Potaçao
Het is mijn biggetje
Het is mijn zwijn
Mijn kleine potas.
Lanterne
Het orgaan van de barbarij et de trekking van de loterij
Slapend in de nacht van auto’s.
Het hoort geen donder meer, gevijld als de Dood,
Batiplantes – tuin van Gnolles.
Lucht van Julienne
De apaches vestigden zich
Op camping vuur van panouilles.
De dolken zwaaiden
Met hun gewicht van contactdoos.
Julienne vond erger
Dat ik het geluk zoek
En in een veld van trips
Controleerde de indicator.
De harige bustehouders
Ondersteunen de schommels
En de navels wormy
Leken op de zeefjes.
Amerikaanse kikker
De Amerikaanse kikker
Kijkt naar mij boven
Hun glazen van fustian.
Hun ogen zijn grogs massus
Beroofd van schoonheid.
Ik denk aan Casadesus
Die geen muziek speelt
Op deze scène van liefde
Waarop het nostalgische parfum
Soort van doos het harnas
Argus van tafel die je bewaakt
De ziel van pad Vanglor
O voorraad die mij bewaakt
Met uw glazen van goud.
Kiezel
Bloem van drie zinnen, fouten, Vespasianus
Et de vrouwen, et deze wormen apaisants
Die het plezier plukken aan zijn oude struik
En die een worm nemen voor een boa.
Genoeg geleden. Dat de liefde is de glamoureuze roos
Die naar de palmboom kijkt. Dat de muur dichtbij is.
Raak me aan. Maar riskeer niet een beetje meer die me aanraken.
Kus me.
_ _ _ _ Oh, zoals hij duisternis in zijn mond maakt…
Madrigal
In mijn hart in jouw aanwezigheid
Bloei van zoute haringen.
Mijn geestelijke gezondheid, het is jouw afwezigheid,
En als je verschijnt, vertrek ik.
Dans
De witlofsalades
Danse in fietstasjurk
Op de blonde en zachte maan
Die opkomen voor het diner.
Een minnend paar isoleert
Gracieus als een olievat
En gaan onder een want
Zie de croquignoles duwen.
De andijvie salades
Morgen dansen ze
In hun begrafenis urn
Op de maangezichten
Die een hapje minnow eten
En op hun frisjes zullen doen
De escalatie van gesprekken
En zonder kwispels…
Hoewel, de aarde gromt
Et in de blonde vrouw
Et in de man die ligt,
De weggaan, lamp van beenderen,
Verbruikt de olie die verdwijnt…
Spleen
Op een oud plein aan de kant van de zee
Van slechte tijd zet zijn zetel
Op een droevige bank bij ogen van tranen
Het is van een blonde
Rood en mooi
Dat ik me verveel
In dit cabaret van niets
Dat is ons leven.
Kiosk
Tevergeefs reist de zee
Op de bodem van de horizon kust je wijze voeten.
Je trekt ze terug
Altijd op tijd.
Jij zwijgt, ik zeg niets,
We denken er niet meer aan, misschien.
Maar de vuurvliegjes van dichtbij
Vuren hun licht van zak
Gieten heel sterk licht
Op jouw kalme ogen hun tranen
Die je ooit moest drinken.
De zee is droog genoeg.
Een blauwe en blonde kwal
Die willen instrueren verdrietig te worden
Kruisen de etappes dicht bij de zee,
Recht en helder als een lift,
En verwijder de schaduw van de lamp naar bloem van water
Want zie je doen alsof op het zand
Met je paraplu, in de regen
De drie gevallen van gelijkheid van driehoeken.